Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Van de [3]Sichor, die voor aan Egypte is, tot aan de landpale van Ekron tegen het noorden, dat den Kanaanieten toegerekend wordt; [4]vijf vorsten der Filistijnen, de Gazatiet en Asdodiet, de Askeloniet, de Gathiet en Ekroniet, en [5]de Avvieten. 3. Een rivier, die van zwartigheid haar naam heeft; men meent dat zij Palestina van Egypte scheidt. Zie Num.34:5. 4. Hier wordt het woord vorsten gesteld voor de vorstendommen zelf. 5. Dat is, boven de vijf vorsten waren ook nog de Avieten. Hebreeuws, Avvim. Het is wel zo, dat die van Gafthor de Avieten verdelgd hadden, Deut.2:23, maar er waren er nog enigen overig gebleven, van welken hier gesproken wordt.